Posts

Posts uit maart, 2012 tonen

Wijvenweek (5) - Schat

Veel kan ik niet. En al helemaal niet veel tegelijk, maar   ik heb wel een klein talent: ik kan in het park die haan zien, die prachtige, enorme haan. Hoe hij over het grasperk statig komt aan paraderen. Hoe hij traag aan me voorbij schrijdt. Als een koning. En tegelijk voel ik iets. Iets dat zich moeilijk laat beschrijven. Het licht misschien, of het gebrek eraan. Het groener gras misschien. De manier waarop een eend over mijn hoofd afdaalt naar de vijver. Of de vijver zelf die koel, grijs en geheimzinnig de lucht weerspiegelt. Of dat allemaal tegelijk. Hoe de dingen samenspannen en mijn verbeelding op hol doen slaan, want zomaar,   ineens kan ik me voorstellen dat de haan een horloge uit zijn borstveren plukt en moppert dat hij nog te laat gaat komen. Het is niet ondenkbeeldig dat ik straks in een konijnenpijp beland. Ik kan niet veel en al helemaal niet veel tegelijk, maar ik kan wel kleine dingen vangen. Ziehier, de trotse eigenaar van een persoonlijk museum van miniaturen. Ze dra

Wijvenweek (4) - Schop

Beste lezer, Als je schrijft over iets zuurs, is de kans groot dan je zelf klinkt als een augurk. En dat wil ik niet. Daarom heb ik Pippi Langkous ingeschakeld . Ze is dan wel groot geworden – de pillen van de zolder bleken niet te werken -   maar haar paard loopt nog steeds rond in Villa Kakelbont   en ze eet nog regelmatig slagroomtaarten voor ontbijt. Haar vlechten heeft ze ingeruild voor een onbestaanbaar hoog kapsel, maar haar puntige heksenschoenen zijn nog altijd een maatje te groot. Want goede dingen, zo beweert zij, moet je niet veranderen. Zo blijft ze nog steeds om meducijn vragen, ook al weet ze ondertussen wel beter. Toen ik haar mijn probleem voorlegde, kwam ze onmiddellijk van het dak af waar ze lag te zonnen met mijnheer Nilson en zocht de apotheker op. Ziehier het verslag van haar bezoek. “En wat mag het wezen?” vroeg de oude man. Als kind bracht ze hem al eens in verwarring, maar nu waren haar bezoekjes een welkome afwisseling tussen de saaie om Dafalgan en Nur

Wijvenweek (3) - Schade

Een getuigenis, zelfs een fictieve, zegt soms meer dan een mening: De eerste keer dat ik het gedicht las, ik weet dat nog goed. In de lege wachtkamer van de dokter was het. “Zo tedere schade als de bloemen vrezen/Van zachte regen in de maand van mei.” Zo begon het. Ik ben niet zo voor gedichten, maar daar en toen heb ik dat gedicht zeker tien keer gelezen. Om mijn gedachten te verzetten. Om de tanden die niet meer in mijn mond zaten te vergeten. Toen de dokter mijn wenkbrauw bijeennaaide dacht ik de hele tijd ‘tedere schade, tedere schade’ en ik gaf geen kik. Ik lach nog liever dan dat ik jank. We waren nog geen twee maanden samen toen zijn vuist over de tafel heen naar me toeschoot. Want ik zeg u, ik was direct verkocht toen ik zijn scheve lachje zag, als dat van de cowboys op televisie, maar hij kon hard slaan. Knokkels van staal had hij. Tedere schade, ik was daardoor gepakt, ik proefde die woorden tussen het bloed in mijn mond door. Ik heb het gedicht toen uit dat boek gescheur

Wijvenweek (2) - Schuld

Vandaag moest ik voor de rechtbank verschijnen. Mij werd ‘diefstal van momenten’ ten laste gelegd. Nog voordat mijn zitvlak het beklaagdenbankje raakte, stak de aanklager al van wal. “Bewijsstuk nummer één,’ riep hij een toonde het publiek een pan met gestold vet. “Is dit uw pan?” vroeg hij en keek daarbij iets te zelfvoldaan naar mijn goesting. “Ja, maar…, wierp ik tegen. De aanklager legde me echter snel het zwijgen op: “Enkel antwoorden met ja of nee, mevrouw.” “Ja,” piepte ik. De pan, zo stelde het heerschap, stond daar al een avond, een hele nacht én een hele dag te verkommeren op een   - hij haalde luidruchtig zijn neus op – aangekoekt fornuis. Helaas was dat bewijsstuk iets te onhandelbaar gebleken om naar de rechtbank te sleuren.   Maar daar werd verder niet op ingegaan, stelde ik enigszins verongelijkt vast. Zo begon het dus. En daar bleef het niet bij: de aanklager loodste het publiek van de pan naar de verminkte en geschroeide strijkplank die artritis in haar poten had

wijvenweek (1) - Schoon

Die keer dat ik in bed lag. Een warme zomernacht was het en ik had niet veel om het lijf; een weinig flaterende onderbroek die vloekte met de mottige bh die ik droeg, omdat ik nog borstvoeding gaf. Mijn lijf, dromend en dus achteloos, met duidelijk zichtbare sporen van de zwangerschap. Hij had, zoals altijd om ons niet te storen, de slaapkamer op de tast doorkruist en het licht in de badkamer aangedaan. En in die streep licht had hij naar ons gekeken. Naar mij in het grote bed, diagonaal tussen slordige lakens. Naar ons vers kind in haar kleine bedje dat aan mijn rechterzijde met twee voorpoten een stapel forse sprookjesboeken besteeg tegen het duivelse terugvloeien. En naar onze tweejarige prins van oranje in een iets groter bed aan mijn linkerzijde. “Schoon,” zei hij de volgende ochtend. “Schoon. En wonderlijk. Telkens wanneer de kinderen zich op een andere zij draaiden, draaide je met ze mee.” En dan die andere keer, dat ik aan de tafel zat te schrijven met mijn bril scheef op