Posts

Posts uit oktober, 2011 tonen

Stil

Ze lijkt niemand nodig te hebben. Op de vloer verzamelt ze voertuigjes rond zich en blaast hen leven in. Vanuit de woonkamer waaien flarden gesprekken me toe, terwijl ik de groenten snij. De ijle, hoge stemmetjes horen – dat weet ik wel zeker - bij de gestroomlijnde modellen, terwijl uit de kelen van de robuustere wagens donkere basstemmen echoën. Ze houden van elkaar en dan weer niet en dan weer wel. Het eeuwenoude spel van aantrekken en afstoten. Als het hoofdje draaierig wordt van de vicieuze cirkels die ze zelf verzint, laat ze de auto’s voor wat ze zijn en vult haar rechterknuist met een grote stift. Gaat onvervaard het papier te lijf. Later zal ik de tekeningen van tekst moeten voorzien. “Kijk,” zal ze wijzen. “Hier moet je bijschrijven dat de kleine bom het heel erg vindt dat de grote bom op zijn huisje gaat vallen.” En: “Dit is een prinses. En ze huilt en huilt en huilt. Want, zie je, haar broer is gevangen.” Het figuurtje, een kruising tussen een kikker en een ventje, hangt me

Tien minuten

“Wanneer ga je opstaan, pappa?” “Om half elf, jongen.” “Dat is dan nog eenentwintig minuten.” (vader werpt een zuinig oog op de radiowekker) “Nee, zoon, dat zijn nog tien minuutjes.” “Aha, nog tien minuutjes, pappa.” … (zoon port zijn vader tegen de schouder) “Nog negen minuutjes, pappa.” … (zoon tikt vader tegen het hoofd) “Nog acht minuutjes, pappa.” … (zoon rolt een paar maal dwars over vader heen) “Pappa, nu nog zes minuten, pappa.” … “Zal ik je even masseren, pappa?” (zoon steekt zijn ijskoude voeten uit en houdt ze tegen de rug van zijn vader) “Koud, die voeten, koud hoor.” “Zal ik je dan een beetje aaien, pappa?” (zoon aait op steeds hetzelfde stukje huid, totdat het een beetje pijn begint te doen) “Fijn, hè pappa, zo aaien.” … (zoon gebruikt vader als trampoline) “Nog, drie minuten, pappa.” … (zoon maakt een vreugdedans op de linkerarm van vader) “Pappa, het is tien uur dertig, hoor! Tijd om wakker te worden!”

Evenwicht

Hij staart voor zich uit, steekt zijn rechterwijsvinger in zijn neus, haalt hem eruit en laat de hele vinger met de buit gedachteloos in de getuite mond glijden. “Hallo,” zeg ik, terwijl ik mijn dochter zoek in het slordig hoopje kinderen dat allemaal gelijktijdig aan de jas van de stagiaire probeert te trekken. “Hallo, jongen, hou je ook nog een beetje over om later in de soep te doen?” De ogen van zoon schieten vol woedetranen en hij lipt me toornig toe dat hij me haat. Ik ken mijn prins. Zijn woede heeft niets met de onorthodoxe soepkruiden te maken, maar alles met een eerdere weigering van zijn heksenmoeder. Ik probeer me nog te beroepen op mijn gevoel voor humor, maar daar heeft prins geen oren naar. Hij speelt dat hij me voor altijd en eeuwig gaat verlaten. Gezien zijn prille leeftijd kan hij mijn kwetsbare moederhart nog niet volledig peilen, maar uit ondervinding weet hij maar al te goed dat zijn verdwijntrucjes wel enig effect sorteren. Als ik even later aan zijn vader uitleg

Kat en vlinder

1. De berg is zwaar, maar de vlinder tilt de kat op. 2. Poppy worstelt in de gang met haar schoenen en ik help haar. Man loopt om ons heen en leidt twee potige vrouwen, die hij bijstaat in de bouw van hun liefdesnest, zijn bureau binnen. Onze dochter staart hen enigszins vijandig na. ‘Jullie moet trouwen,’ stelt ze beslist. De deur van het bureau staat nog wagenwijd open. ‘Jullie moeten echt trouwen,’ herhaalt ze luid. ‘Want anders worden al die vrouwen verliefd op pappa.’ 3. Kat staat achteloos tegen de muur van het terras geleund. Hij praat met vlinder. Zijn ouders hebben de dag voordien met een deskundig vrouwmens gepraat over onroerend goed. Ontroerend goed, denkt ze. Een nest bouwen. Ontroerend goed. “En toen hadden ze het ook even over ons,’ zegt hij. Over een zelfstandige kat en een parttime vlinder dus, die al heel lang en gelukkig samenleefden in hun huis zonder zich om financiële zaken te bekommeren. “Die vrouw geloofde haar oren niet,” gaat kater verder. “Ze zei: a