Posts

Posts uit februari, 2011 tonen

Onverbeterlijk onderdeurtje

Papa plaagt dochter. Ze kan daar mee lachen. In het begin dan toch. Maar papa weet niet van ophouden en dan is het over met de pret voor het kleine meisje. “Dik, vet varken,” roept ze ineens. Daar worden we allemaal muisstil van. Want grote broer probeert al eens graag het ‘speelplaatsgescheld’ in huis uit, maar van zus zijn we dat niet gewoon. Nog v ooraleer papa in zijn mond vol tanden wat woorden van protest bij elkaar verzameld heeft, steekt dochterlief al haar gestrekte vinger uit naar haar broer en verkondigt vastberaden: “Dat heb ik van prins geleerd!” Niet wat ze zegt, maakt dat we in lachen uitbarsten, maar de manier waarop ze dat doet. Met de grandeur van iemand die ons net een moeizaam aangeleerde driedubbele salto mortale getoond heeft. “Fout,” zeg ik tegen mijn dochter en geef een plagerig rukje aan het etiketje van haar truitje dat aan haar kin komt piepen. “Oei, achterstevoren,” zegt poppy hoofdschuddend. “Wat ben ik toch dom.” “Van wie zou je dat hebben, die domhei

Last van E=mc²

‘Ik moet flink in de rij gaan staan.’ Eerder toevallig stoot ik in een kladboekje op twintig strafregels, uitgevoerd in het kriegelige handschrift van mijn zevenjarige zoon. Het verbaast mij enigszins dat men sinds de blitse opkomst van de time-out-stoel in het onderwijs de strafmantra nog toepast. Hier en daar heeft zoonlief er inventief een witregel tussen gefoefeld en de ‘flink’ is er na regel twaalf ook bij ingeschoten. Ik vind dat nogal geestig. De vriend van mijn zoon die zelf eerder het zwijgzame type is verschaft mij gewillig de context rond de strafregels. Prins had B. gestampt. Ik kon me daarbij perfect voorstellen dat het quasi onmogelijk was om én flink in de rij te staan én tegelijkertijd iemand aan te vallen. Maar blijkbaar had even tevoren B. eerst zijn vriend geslagen. Wat de juf niet gezien had. En iets is natuurlijk alleen maar ‘niet flink’ als het door de zintuigenpoort van de juf gaat. Dat is zo. Daar zijn hele filosofische theorieën rond opgebouwd. Nog geen week la

Een moeder

Antonio Vallejo Najera, fluistert ze met opeengeklemde kaken, alsof ze de naam samen met de man tussen haar gebit wil vermalen. Een psychiater, zegt ze. Een man, zuiver van geest, zou u misschien denken, want een wetenschapper. Hij had een theorie: marxisme was een ziekte. Ik ben tweeënnegentig jaar nu. Kijk naar mij. Kijk. Ik leef nog. Het is geen dodelijke ziekte blijkbaar. Señora Maria blijft met een dunne, kromme vinger de rand van haar koffiekopje volgen als wilde ze het verleden bezweren. De bevindingen van de wetenschapper werden overgemaakt aan Franco, zegt ze. Die ademde tweemaal in en uit en de nieuwe wet was een feit. De kinderroof gerechtvaardigd. Om maar te zeggen: zo snel kan het gaan. In mijn buik groeit ondertussen het kind, terwijl de wet als het zwaard van Damocles boven onze hoofden hangt. Wij houden ons gedeisd, maar de oren hebben muren. Mijn man Juan, hij duwt zijn lippen tegen mijn ronde buik en roept: mijn kleine dwarsligger, je wordt net zoals je vader! De