Posts

Posts uit januari, 2011 tonen

Het ene en het andere

Licht en duisternis. Warmte en koude. Het leven hangt van tegenstellingen aaneen. Vreugde en verdriet. Samen en alleen. De ene dag, die de andere niet is. U kent dat toch. De ene dag brengen de vogels enkel ter uwer glorie een serenade aan het slaapkamerraam. Het brood valt met de goede kant op de vloer. U stapt uw voordeur uit en de zon is precies op temperatuur. Een breed glimlachende postbode spreekt u aan met ‘juffrouw’. U wandelt op een keutelvrije stoep en in de eerste winkel stoot u al op een paar grijze rijglaarsjes die u wonderwel passen en op de koop toe niet al te duur blijken te zijn. De ene dag zijn de gesprekken met uw medemensen de perfecte mix van diep én licht én boeiend én geestig én prettig gestoord. De medewerkers van de personeelsdienst hebben veertien verlofdagen op hun telraam over het hoofd gezien en delen u mee dat u er alsnog recht op hebt. U krijgt geld terug van de belastingen. Er valt u een lied binnen dat heel goed als achtergrond bij deze verrukkelijke da

Afscheid van P.

Ik denk, hoe heeft hij daar gestaan? Een fragiele man. Struikgewas. Een spoorweg. Uit de binnenkant van zijn jas haalt hij een pakje tabak. Trekt een vloeitje los. Houdt het zakje tussen arm en zij geklemd. Rolt de sigaret. Plakt ze dicht met een likje. Houdt zijn hand als een cilinder rond het vlammetje. Inhaleert. Een rood kogeltje gloeit op. Een wolkje rook verwaait. Nog vooraleer hij de trein hoort, ziet hij het spoor al trillen. Wild bonkend hart. Maar zijn besluit staat vast. Hij heeft lang gezocht. Is nu zeker. Er is slechts één exit uit het doolhof van zijn leven. Er wordt mij verteld dat hij gestorven is. Ik heb hem het laatste jaar vaak op de bus gezien. Op precies hetzelfde moment voor de rotonde rolde hij altijd een sigaret. Hem groeten durfde ik niet. Ik verzamelde moed, maar de gemiste kansen werden een berg waar ik niet meer over raakte. Ik denk aan de klap, vloek binnensmonds en val achteruit in de tijd toen we nog als een kudde, dampige veulens door de poorten van de a

Het einde van het verhaal

Ik zit vast. Muurvast. Met de beste wil van de wereld valt er geen bevredigend einde aan mijn verhaal te bedenken. Daarom schakel ik twee experts in: mijn verzinkinderen. Poppy Shakespeare is vooral goed in het ‘verdroefd’ maken van verzonnen personages waarna ze hen nogal koelbloedig van een berg (tafel) laat tuimelen of doet verdrinken (bad), daarbij onaangedaan verkondigend: “En toen was hij dood!” Waarop haar teergevoelige broer Christus telkens ingrijpt met een: “En toen werd hij ineens terug levend!” We staan met de auto voor de spoorweg te wachten en terwijl met lange tussenpozen drie treinen ons voorbij daveren begin ik te vertellen (om te voorkomen dat u halverwege in slaap valt, heb ik het verhaal enigszins aangepast aan uw gezegende leeftijd, beste lezer): Er was eens een land. ’t Was pertang niet groter dan een knoopsgaatje en ’t was er plat, heel plat, behalve in het midden van het land, daar torende het hooggebergte ‘de Vanille’ boven alles uit. De Vanille was geen gew

Ode aan mijn dochter

Je zegt dat je honger hebt. “Dan maak ik wel een boterham voor je klaar,” laat ik je, behulpzaam als ik ben, weten. Maar daar heb je geen oren naar. Een beetje nukkig sta je op je prinsessenhakjes te wiebelen. “Maar mamaaa, ik heb geen honger in boterhammen,” zeg je klagerig. “Ik heb honger in koeeek.” “Kinderen die honger hebben, eten boterhammen,” hou ik vol. Je schudt hevig met je hoofd en herhaalt koppig dat je honger in koek hebt. “Koek is geen honger,” stel ik kortaf. “Koek is goesting.” Daar moet je even over nadenken, maar al snel sper je de kogelronde ogen wijd open, alsof je ineens, zo jong al, begrijpt dat alles taal is. “Dan heb ik dus goesting in koek,” besluit je en steekt je hand uit. Maar daar komt niets van in huis. Het is bijna twaalf uur en dus moet de jonge dame eerst boterhammen eten. Het zint je niet, maar het nieuwe inzicht lijkt je zo te intrigeren dat je het dreinen even laat voor wat het is en gedreven informatie begint te verzamelen voor je kleuterthes

Soep

Terwijl prins nog op zijn stoel zit te stuiteren van pure zottigheid, heeft zijn vriend D. al een boterham achter de kiezen en begint aansluitend geestdriftig zijn bord soep leeg te lepelen. ‘Heerlijk,’ geniet hij met zijn ogen dicht tussen twee happen door. Mijn hardhorige kinderen die naar goede gewoonte het startschot hebben gemist, kijken D. over hun onaangeroerde borden aan alsof hij niet goed bij zijn hoofd is. U moet weten dat in mijn familie de concurrentie wat soep betreft moordend is. Laat het mij zo stellen, in vergelijking met de culinaire brouwsels van de grootouders, schijnt mijn groentewater niet veel soeps te zijn. Echter, het onverwacht positieve oordeel van een gewaardeerd heerschap en lid van hun leeftijdsklasse , brengt hen enigszins in verwarring. Verwoed beginnen ze gelijktijdig naar het bestek te graaien, dat voordien haast uitsluitend diende voor de neus-lepeltruc (Dit spel – nota bene geïntroduceerd door hun onvoorzienige moeder – bestaat eruit de lepel zo lan