Posts

Posts uit november, 2010 tonen

De prins op de speld

Er was eens, bijna zestien jaren geleden, een jonkvrouw die na enige omzwervingen haar prins vond. Niet de prins op het witte paard, nee, dit exemplaar vergaloppeerde zich liever niet, maar sneed meesterlijk bochten af met een oude Renault R5. Vanaf dat moment kon men voor menig herberg hun beider ros broederlijk naast elkaar zien staan: zijn rode rakker en haar aftandse, maar blozende Opel Corsa ( die zij volhardend haar Opel Corona bleef noemen). Met een groot en luidruchtig gezelschap trokken de prille geliefden op een dag in juli naar de groener weiden van Werchter. Voor de gelegenheid hadden zij een lading tentjes van de jeugdbeweging uitgeleend. Heur lange zwarte haren droeg de jonkvrouw in een middenscheiding en aan weerszijden daarvan flonkerden op twee spelden lieflijke bloemetjes, briljant uit plastiek geslepen. Kitsch was cool. David Blowy, die zijn nieuwe naam te danken had aan een trekje teveel van een kruidige sigaret door een overmoedige prins, waardoor het paar het jaar

Onverbeterlijke onderdeurtjes (2)

“Kijk daar eens!” De welluidende stem van poppy overstijgt met gemak het geroezemoes in het lokaal van de buitenschoolse opvang. “Kijk, daar is mijn papa en zijn haren zijn geknipt!” Het was eerst even schrikken toen ze haar leeuwenkoning zonder zijn manen zag. Met open mondje staarde ze hem meewarig aan, alsof Samson in één knip al zijn krachten verloren had, om hem er vervolgens op te wijzen dat hij er toch wel heel gek uitzag. “Kijk, mijn papa met korte haren!” roept ze nog eens. De onthaaljuf voelt zich nu wel enigszins verplicht er iets over te zeggen, maar blijkbaar is dat niet voldoende voor onze dochter. “Voel maar eens!” gebiedt ze de juf. “En heeft de juf gevoeld?” vraag ik aan geliefde wanneer hij het me vertelt. Maar eigenlijk weet ik het antwoord al. Of ik dan ook nog eens mag voelen? Het mag van de Zonnekoningin. Mijn zoon jongleert met gedachten, die zo nu en dan eens op mijn hoofd belanden. Wanneer ik het op een avond met hem over een familie-uitstap heb, bewee

Ode aan mijn zoon

Mijn zoon, zo nu en dan word jij, mijn buitenkind, binnenshuis bezocht door een muze, die jou op strooptocht jaagt doorheen het hele huis. Met de nodige ernst wordt de vergaarde buit dan uitgestald op de tafel. Vorige maandag bestond deze uit drie blanco bladen (uit de printer van je vader), een geo-driehoek (van vaders bureau), een rolletje plakband (uit de rommellade van je moeder) en een stompje potlood (uit de eigen kleurdoos). Je bent een rusteloze kunstenaar. Eenmaal het creatieve appeltje in je brein gerijpt is, zou je het in één sprong van de tak willen halen. Voorlopig zie je nog weinig brood in de noeste arbeid die vereist is om de artistieke klus ook daadwerkelijk te klaren. Maar deze blauwe maandag maak je een wel zeer gehaaste indruk. Tijdens je worsteling met een onhandelbaar stuk plakband informeer je wanneer papa terugkomt van het voetbal. Je lijkt een ogenblik de tijd te wikken en te wegen, maar buigt je kleine lijf dan terug diep over de afgrond van je papieren projec

Puur natuur

Ik ben net uit bad en sta mijn blote zelf in de spiegels van de kleerkast ademloos te bewonderen. U hoort het goed. In achtvoud dan nog wel, want dat is een plezierig neveneffect wanneer je de kastdeuren in een bepaalde hoek tegenover elkaar openzet. Ik druk mijn neus wat dichter naar mijn evenbeelden. Ze staan me uitermate beeldig op het lijf geschreven. Wij knipogen buitengewoon tevreden naar elkaar en draaien de bevallige hoofden naar links en naar rechts om nog meer van onze magnifieke zelf te bekijken. Geloof mij nu maar, het ziet er werkelijk langs alle kanten schitterend uit. Ben ik verdorie ingenomen met dit lijf, van het knappe topje tot het fameuze teentje volledig tevreden. Dit mag gevierd worden met wat uitbundig gedans, dat heeft dit ‘vergelukkelijk’ lijf heus wel verdiend. Voeten, benen, buik, borst, armen, hoofd, alles in beweging. Ogenblikje, ik neem even een borstel, want een lied voor mezelf kan er ook nog bij: ‘Ik ruik zo lekker naar bloe-hoe-metjes…’ Het warme appla

De Efteling

Voor veel mensen is muziek een uitstekende manier om terug in de tijd te reizen. Op de tonen van Big in Japan stap ik alleszins moeiteloos met zevenmijlslaarzen naar de dagen waarin ik nog hartritmestoornissen kreeg bij het vooruitzicht aan de schalkse ruiters die mijn zaterdagavonden zouden doorkruisen. Uiteindelijk bleken het meestal eerder bedremmelde puistenkoppen te zijn die door de poorten van dancingland struikelden, maar wij bleven hopen. Ook het gelukzalige gesmak van een doezelend kind dat ik onder naar wasverzachter geurende lakens in zijn bedje stop, kan me in één klap terugvoeren naar mijn eigen kinderland. En tot mijn verbazing bleek de tijd ook niet al te erg aan mijn geheugen geknabbeld te hebben toen geliefde ons onlangs verraste met een tweedaagse uitstap naar de Efteling, alwaar elfen en prinsessen ondertussen met vereende krachten een ‘kasteelhotel’ recht getoverd hadden. Met een verbluffende helderheid verschenen al op voorhand beelden van de chagrijnige kop van La