Posts

Posts uit oktober, 2010 tonen

Onverbeterlijke onderdeurtjes

Opa heeft poppy een tik tegen de billen gegeven. Toen zij tijdens een wandeling ondanks herhaaldelijke waarschuwingen toch weer afdwaalde naar het fietspad, had de luide gil van een pedaalridder op het nippertje een aanrijding kunnen verhinderen. Geen harde tik, hoor, zegt opa schuldbewust. En ze liet geen enkele traan. Was hoogstens een beetje stiller op de terugweg. Een eerder aangenaam bijverschijnsel als je het mij zou vragen. Tegen de tijd dat ze terug thuis aankwamen, werd hun vriendschap alweer terug beklonken met een gemeende high five. Of toch niet? Want wanneer opa enige tijd later aangeeft dat ze direct gaan eten, verspert klein kleutertje hem de weg en plant de handen ferm in de zij: Dat is niet juist, hoor opa. ‘Direct’ is Frans. Het moet ‘dadelijk’ zijn. Je praat niet goed Nederlands. Ik vermoed dat ze op dat moment even een stilte heeft ingelast om meer effect te sorteren en dan fijntjes opa volgende vraag gesteld heeft: Moet ik nu jou dan ook ‘poepeklets’ geven, opa?

Ouderdomst

Ik begin er zo langzamerhand aan te twijfelen of het spervuur aan vragen van mijn kinderen op een erkenning van mijn autoriteit op het gebied van algemene kennis wijst. Of Frank de Boosere altijd boos is, wil mijn dochter weten. Makkie, hij staat op datzelfde moment met een ergerlijk enthousiasme een nieuw koudefront aan te kondigen. Dat lijkt me een sluitend bewijs dat de brave man niet altijd boos is, waar ik haar met enige zelfvoldaanheid op wijs. Maar ik ben er toevallig ook van op de hoogte dat onze weerman vier kinderen heeft. Wat rekenkundig zou kunnen betekenen dat hij dubbel zoveel keren boos is als hun eigenste moeder, gesteld dat hij haar temperament heeft. Bijna altijd dan. Mijn kind is haar belangstelling verloren. Al die nuances en details, daar wil ze niks van weten. Jammer voor haar dat de secretaris van haar moeders geheugen daar nu net verzot op is. “Zijn de Chinezen rijker dan ons?” vraagt prins terwijl hij tegen een bal trapt. “Ze zijn met meer,” probeer ik voorz

Nina

Van ver al kan ik zien dat ze er niet zit en een paar seconden lang vrees ik dat ik de bus gemist heb. U moet weten dat Nina daar altijd zit op woensdag. Ik ken Nina niet. Tenminste, niet persoonlijk. Alleen van het bankje in het bushokje dus. Van ziens. Van haar pluisachtig, rechtopstaand engelenhaar. Van haar vleeskleurige, teenloze kniekousen. Haar voorkeur voor herfstkleuren. Van haar opgetrokken bovenlip die men makkelijk voor een glimlach kan houden, maar die vooral verbetenheid uitdrukt. Van haar dagelijkse busbeklimmingen, want mensen als Nina, die oud zijn en slecht ter been, slagen er slechts met de grootste inspanningen in om de nieuwerwetse trapjes en verhogingen die snoodaards van designers in de moderne lijnbus voorzien hebben, te overwinnen. Dat gaat als volgt; eerst strekken zij hun armen uit en graaien wat in het luchtledige tot hun klauwtjes in het beste geval een stang, maar soms ook een flapperend kledingstuk van de voorganger vinden. Dan proberen ze schommelend hun