Posts

Posts uit augustus, 2010 tonen

Tussen twee stilten

Wij woonden tussen de gynaecoloog en de begrafenisondernemer. Als beeld kan dat tellen. Het begin en het einde en daar dan middenin ons gezinslawaai. Alleen, het klopt niet helemaal. Eerst is er de begrafenisondernemer. Dan de gynaecoloog, die ondertussen verhuisd is. En wij als afsluiter. Of omgekeerd, dat hangt ervan af of je de stad in- of uitloopt. Maar toch, ik vind dat schoon, het leven samengebald op een paar vierkante meter. De dichter J.C. Bloem schreef: Niet te verzoenen is het leven/Ten einde is dit wellicht nog ’t meest/ Te kunnen zeggen: het is even/tussen twee stilten luid geweest.” Mijn kinderen staan luidkeels in het begin van het leven en nemen elke dag een beetje meer ruimte in. Of dat geen pijn doet, zo hard groeien, vraag ik hen wel eens. Met stiltes houden ze zich niet al te veel bezig, maar zo nu en dan hebben ze het er wel eens over. Zo deelde poppy ons onlangs tijdens het eten droogjes mee: “Als ik kindjes heb, dan wordt mama oma en dan ben jij (ze richt zich

Theater in huis

1. In de badkamer (Geluiden van buiten alwaar vader en zoon een partijtje voetbal spelen. Op het rieten zeteltje in de badkamer zit een misnoegde ijskoningin. Ze heeft, nadat haar vader zomaar het ijspaleis voorbijgereden is, nog geprobeerd om haar moeder ervan te overtuigen dat het voor haar geestelijk en lichamelijk welzijn noodzakelijk is om haar één klein bolletje te gunnen. Maar moeder is haar vader bijgevallen. Het kind brult het suikertekort van zich af.) MOEDER (plooit de was en probeert het gekrijs te overstemmen) Als je zo blijft huilen, komt de politie, hoor! HET KIND (steekt nog een tandje, of moeten we schrijven een toontje, bij) MOEDER (legt een stapel handdoeken in de kast en kijkt verrast op) Oei, daar zijn ze al. Dag, meneer de politie, wat kan ik voor u doen? HET KIND (dempt uit nieuwsgierigheid het gekrijs tot wat klagerige nagalm) POLITIEAGENT (rol wordt ook gespeeld door de moeder) (treedt ongevraagd binnen, plant de handen in de zij en spreekt met la

Sterrenstof

Monsters bestaan niet. Spoken ook niet. Regelmatig onderwerpen mijn kinderen het kruim van de magische mormels aan een grondig onderzoek. Of heksen bestaan? Enkel in verhalen. Draken? Nee, beslist mijn dochter die al geen angst meer heeft in het donker, draken zijn maar alsof. Nu hoeven ze dus werkelijk nergens meer bang voor te zijn. Prins houdt zijn hoofd schuin en kijkt me hoopvol aan. “Dan bestaan dieven misschien ook niet echt.” Met veel tegenzin erken ik het bestaan van dieven. Maar, voeg ik er vastberaden aan toe, bij ons komen er geen dieven. Mijn engeltjes leven in een sneeuwbol, een lieflijke miniatuurwereld waar je als een god maar even hoeft mee te schudden om het zilverige sterrenstof van Tinkerbel te laten neerdwarrelen. Waarom zou ik twijfel zaaien in hun zuivere kinderhartjes? Laat ze maar zorgeloos op blote voeten door de tuin rennen. De kloppende hartjes van het pas gemaaide, groene, malse gras tussen hun tenen voelen. Dauwparels plukken. Klimmen in de bomen, die spe

Vulkaan

Heel veel is er niet voor nodig. Een automaat die het waagt mijn bankkaart in te slikken. Regen. Een trojaans paard. Even roeren en mama wordt vulkaan. Een zure vulkaan dan nog wel. Dat bestaat, ik heb het opgezocht op wikipedia. Die kunnen het beste spuwen. Je wil niet in hun buurt zijn als die wakker worden, want wat het dichtste bij staat, zal er het eerste aan geloven. “Wanneer komt papa terug?” vraagt prins. Een heel legitieme vraag. We wachten op zijn vader, omdat we de auto nodig hebben. Helemaal niets mis met die vraag. “Om elf uur,” grom ik. “Bedoel je dan elf uur nul nul?” Prins draagt sinds kort het digitale horloge van zijn vader en hij is lichtjes bezeten door tijd. “Dat is hetzelfde, zoon, maar je zegt gewoon elf uur.” Het magma roert zich vanbinnen. Want iemand moet naar de bank gaan. Voor die kaart dus. Ingeslikt. Omdat ik hem er vergeten ben uit te halen. En ik had verleden week in een verstrooide bui nog wel dankjewel tegen diezelfde automaat gezegd toen hij m

Van mij

Heel af en toe lijken wij op een cornflakesfamilie uit de reclame. De kinderen zitten relatief recht en proper op hun stoelen. Er is nog geen pas ingeschonken glas frisdrank tegen de grond gegaan. Iedereen vindt het eten lekker en de gesprekken zijn min of meer beschaafd. Zo begonnen we ook aan het middageten op zondag. Totdat prins, nadat hij enthousiast een gigantische hap pasta in zijn mond heeft gestoken, gevolgd door een stevige hap uit een knoflookbroodje, spontaan begint te kokhalzen. Het eten gaat uit de mond in de servet en prins perst er met tranende ogen uit dat het door ‘de kat van oma’ komt. Terwijl mijn zoon verwoede pogingen doet om het eten dat reeds in zijn maagje zit, ook daar te houden, licht zijn vader het visioen verder toe. Blijkbaar is de boosdoener een onappetijtelijke keutel die oma’s kat nonchalant op de vloer van het waskot had achterlaten bij wijze van wraakoefening omdat ze niet mee op weekend naar zee mocht. "Dat heeft hij van mij,” zeg ik tegen geli

De baas van alle dingen

Poppy staat wijdbeens voor mij, de handen ferm in de zij geplant. Ze kan niet anders dan naar mij opkijken, maar doet dat zo neerbuigend mogelijk. “Jij bent NIET de baas van de slippers!” klinkt het vastbesloten. Sinds een paar weken probeert ze haar nieuwste theorie uit. Ik ben NIET de baas van haar bord als ze het eten niet lekker vindt. NIET de baas van het speelgoed als het opruimen haar te veel wordt. En bij uitbreiding eigenlijk ook helemaal NIET de baas van het huis. Ze is zelfs zo vriendelijk om dat even toe te lichten. Vake is de baas van het huis, want hij heeft hier alles gemaakt. Eén keer, in een moment van ultieme goedheid heeft ze mij kortstondig de baas van de ijsjes gemaakt. Ik vermoed dat het bolletje vanille haar die keer bijzonder goed smaakte. Je moet het haar nageven, haar baasprincipe is redelijk briljant, want door aan te geven wie het wel of niet voor het zeggen heeft, is zij op haar vijfde al de baas van alle dingen geworden. Wat een blitscarrière! Nog maar

R.I.L. 4 augustus 2010

Er is een bom ontploft in ons huis, maar van de terroristen is geen spoor te bekennen. En daarbij: het is oorverdovend stil op de plaats van de misdaad. Dat kan in dit geval maar op twee dingen wijzen. Ofwel hangen mijn kinderen ergens vast aan een schermpje van een Nintendo DS. Ofwel beramen ze snode plannen. Ik waar voorzichtig door de plaats van de misdaad. Op de tafel in de woonkamer liggen Ken en Barbie te verzuipen in hun blitse bad. Ken op zijn buik. Barbie in tegenovergestelde richting op haar rug met haar benen omhoog. Het ziet er niet goed uit. Ook de andere barbies liggen uitgeteld en half ontkleed langs het zwembad in de meest oncomfortabele houdingen. De helft van het water is ver buiten het bad gespat. Op het eerste zicht lijkt het een zwaar uit de hand gelopen feestje. Cocktails in combinatie met hoge temperaturen, zoiets. Niemand lijkt alleszins nog in staat om in de roze auto die slordig naast het zwembad geparkeerd staat te springen om de drenkelingen naar de spoed

De dikste kop 29 juli 2010

“Mag ik nog een mopje vertellen?” vraagt prins na het afsluiten van het avondritueel. Bij ons gaat dat zo: men zuigt alle boze dromen uit beide oren van het kind en verbant hen onverbiddelijk naar de gang: Ga heen en waag het nooit meer terug te komen! Vervolgens kiest men een goede droom en blaast die voorzichtig in het moede hoofd (met dank aan de GVR van Roald Dahl). Men sluit ten slotte af met een dozijn kusjes en een knuffel. Het kind is nu klaar om veilig naar dromenland te vertrekken. Maar prins mag dan niet stoer zijn, hij vecht graag tegen de slaap. Meestal door mij rekenkundige vragen te stellen: “Hoeveel is honderd plus drie maal twee?” De snoodaard heeft er plezier in dat zijn cijferanalfabeet van een moeder daar een tijdje zoet mee is. "Ja hoor, vertel die mop maar," zeg ik enigszins opgelucht. Het is de eerste grap van mijn zoon en de verwachtingen zijn hoog gespannen. “Er was een brand ergens en er waren drie brandweermannen en één brandweerman zit achter

Zeelucht 3 27 juli 2010

Episode 9 In het gestaag uitdeinend woordenlijstje van mijn zoon staat het begrip “stoer” bovenaan. Met voetballen en snoep op een verdienstelijke tweede en derde plaats. Onlangs hoorde ik hem dweperig praten over zijn o zo stoere en sterke vriend, die ondertussen naar eigen zeggen dertig melktanden kwijt was. “En wat ben jij dan?’ vroeg zijn vader, waarop prins een beetje treurig antwoordde: “Ik ben alleen maar lief.” Onze zoon kan het hart van de ijskoningin laten smelten met zijn lach, maar dat verleent hem geen enkele status in het eerste leerjaar. Zelfs de meisjesharten in zijn klas kloppen daar tegenwoordig niet sneller van. En tot overmaat van ramp zit hij naast die grote aaibaarheid ook nog eens met een oranje haardos opgescheept. Nog een geluk dat het vroeger frequent gebruikte “vuurtoren” plaats heeft moeten ruimen voor het moderne en overal inzetbare ‘loser’. Iedereen is dat wel eens op tijd en stond. Stoerheid, ik vrees dat het erfelijk is. Het vriendje in kwestie heeft

Zeelucht 24 juli 2010

Episode 4 Het regent. En nog meer: het rommelt daarboven. We schuilen onder een afdakje voor een etalage. Prins is er helemaal niet gerust in. ‘Twee wolken die per ongeluk tegen elkaar botsen, dat is nog geen onweer, zoon.’ Aan de uitdrukking van mijn fantasierijk kind te zien, maakt hij er in zijn verbeelding bliksemsnel een rampzalige kettingbotsing van. ‘Ik ben zo bang.’ bibbert hij. De regen komt ons zoeken tegen de gevel. Prins probeert zijn tranen te verbijten en ik zie een vliegje met verfrommelde vleugeltjes een noodlanding maken op zijn arm. “Ach, kijk nu toch eens,” probeer ik mijn angstig kind af te leiden. “Een vriendje. En hij is ook bang. Zie, hij komt schuilen bij jou.” Mijn ventje kijkt met één oog naar het diertje - dat bij ons thuis in normale omstandigheden allang tussen mepper en aanrecht om het leven zou zijn gekomen - en met één oog naar de wolken. ‘Wat zou zijn naam zijn?” Het gedonder overstemt bijna mijn vraag. “Dat is een eendagsvliegje.’ Papa vult

Zeelucht 1 22 juli 2010

Proloog Ons klaagliederenkoor duikt op in totale duisternis: Mama, het is toch vandaag dat we naar de zee gaan? Naar de zee, papa! Joepie! Zeg, staan jullie niet op? We gaan vandaag naar de zee! Nee papa, het is echt niet meer nacht. Echt niet. Kijk maar, daarachter is licht. Dus kunnen we dan nu vertrekken, papa? Mama, wanneer vertrekken we naar de zee? Vertel het ons, vertel het ons! Mama, hoelang gaat dat nog duren? Papa, hoelang is dat eigenlijk ‘nog twee uur’? Is dat heel lang of een beetje lang? Mama, gaan we nu ein-de-lijk vertrekken? Mama, is die tweehonderd uur nog al-tijd niet voorbij? Maaaamaaaa, wanneeeerrrr, gaan we vertrekkeuuuuuu?” § Solo We zijn onze straat nog niet uitgereden of prins steekt zijn neus met sproeten al in de lucht en verzucht dromerig: “Ik ruik ze, de zee.” § Koor op de achterbank: Zijnwederalzijwederalzijnwederalzijnwederalzijnwederalzijnwederalzijwederalzijnwederalzijwedalzijnwederahahahahahaaaaal…? § Episode 1 “Papa, gaan we een gat

Synchroon supporteren 7 juli 2010

Mijn grote en mijn kleine man supporteren synchroon. Ik mag daar aan het andere einde van de zetel graag naar kijken. Hoe ze dicht bij elkaar zitliggen in dezelfde houding, linker- over rechterbeen, de hongerige blik strak op het scherm gericht. Hoe ze gelijktijdig en vol overgave prutsen aan gezicht en mond als de spanning wordt opgedreven en het geluid van Afrikaanse hoorns aanzwelt. En beiden veren ze gracieus recht bij een gemiste kans, heffen de handen vol wanhoop in de lucht en laten ze traag neerdalen op de verdwaasde hoofden. Wonderbaarlijk hoe ze rechtvliegen en springen en oergeluiden voortbrengen. Hoe ze de borst dramatisch naar de knieën brengen en hun ogen halvelings bedekken wanneer er bedreiging is. Oeeeeee. Een dubbel misthoorngeluid produceren ze dan. Het heeft iets van een moderne dans. Anna Theresa de Keersmaecker, eat your heart out. Soms gunt prins zich een kort en haast ademloos stukje tekst na een doelpunt: "Papa, van zo ver ... had je het gezien papa, ..

Dwergparacommando's 5 juli 2010

Gisteren werd ik afgebeeld door mijn jongste telg. Op papier sprong mijn lach stralend door de strak getekende jukbeenderen en mijn wimpers waren zo lang dat ik er een half continent koelte mee kon toewuiven. Dat portret had ik verdiend door mijn kleine slavendrijvers op hun wenken te bedienen met eindeloos de wacht te houden, weliswaar op het terras van een aanpalend café achter een glas wijn, terwijl zij zich suf hopsten op een springkasteel. Dat was gisteren. Vandaag ben ik de vijand. Vandaag zou ik royaal voorzien worden van horentjes. Of bloederige slagtanden. Het begon al bij het opstaan toen ik de grove fout beging prins een knuffel te geven. Poppy is er namelijk rotsvast van overtuigd dat liefde zo zijn beperkingen heeft. In haar kinderhoofdje houdt ze een strakke boekhouding bij van de 1500 magische kusjes tegen pijn van diverse oorsprong, de 2000 knuffels en aaitjes en de 5000 lieve woorden die een moeder ter beschikking heeft. Wanneer ze vermoedt dat de verdeling tussen ha

Brokken maken 3 juli 2010

Mijn kinderen zeggen wat ze denken. Ze doen dat luid en duidelijk. Voor de slechte verstaanders binnen een straal van 100 meter willen ze het graag nog eens herhalen. Laten we zeggen op een zonovergoten terras waar we bediend worden door een zweterige jobstudent. Op zijn gelaat voeren puisten in diverse ontwikkelingsstadia een hevige strijd voor braakliggend land om zich voort te planten. Uit de intense blik van mijn dochter kan ik gemakkelijk voorspellen wat er gaat volgen. "Mama?" Daar gaan we dan. "Ik weet wat dat is." Ze strekt haar vinger uit naar het onfortuinlijke gelaat. "Dat zijn de waterpokken." Ik weet proefondervindelijk dat negeren niet helpt, maar ik heb op dat moment geen geniale inval om dat tsunamikind in te tomen. Ik kan haar er toch maar moeilijk op wijzen dat we hier te maken hebben met een ongeziene puistenplaneet. "Mama (een toontje hoger nu), dat zijn wa-ter-pok-ken!" Het mag gezegd worden, dat kind van mij kan fan

Tandbederf 1 juli 2010

Oma en opa hebben een sprookjestuin met spannende verstophoekjes, een boomhut met ramen, landkaarten, boekenleggers, schatkisten en een bureau erin. Bij hen is er ongelimiteerde waterpret en elke beginnende oorlog wordt vakkundig met gesuikerde en andere afleidingsmanoeuvres in de kiem gesmoord. Vandaag is het aan mij. Ik val uiteraard nog liever dood dan één of ander vuil, tandbedervend trucje te gebruiken. En omdat bij deze heksenmoeder elk spatje chaos een bron is van ongeduld en gekijf, heeft ze gisteren al gepland om met de kinderen naar de speeltuin te wandelen. En ze neemt geen boek mee waarin ze op een bankje rustig kan verdwijnen, terwijl de kinderen van wip naar klimrek dwarrelen. Bij vakantie hoort actief moederschap, desnoods gaat ze de glijbaan af, al blijft ze halverwege hangen, zo stoutmoedig is ze. We starten met enige vertraging omdat kleine Imelda vindt dat prinsessenschoenen wel op wandelschoenen lijken, maar een kinderhoofd is zorgeloos en al snel zingt ze uit v

Kwali-tijd 30 juni 2010

Omdat mijn soepkinders niet meer zo vroeg uit de veren moeten, is er 's avonds bij het naar bed gaan terug tijd voor wat conversatie. Zo weet poppy mij te vertellen dat ze later juf wil worden ... of nee, toch liever mama. Ze houdt haar hand voor haar borst: 'eerst een jongen', de hand gaat naar het middenrif: 'dan een meisje' en in de onderbuik is er maar net plaats voor 'nog een jongen'. Voila, de babyflat van poppy. “En dan ben jij oma en mag je geen hakken meer aan.” Mijn vijfjarige dochter kan het niet laten om op haar verloren strijd terug te komen; ze mag van die boze heksenmoeder haar plastieken prinsessenschoenen mét hakken niet aan voorbij de voordeur. Mijn geheimzinnige prinsenzoon lost geen woord over zijn toekomstdromen. Hij duwt me zijn pluchen speelgoeddraak - die in geen enkel geval met ‘knuffel’ wil worden aangesproken - onder de neus en ik moet stemmetjes doen. Zijn favoriete act is die waarbij de onhandige draak zijn pestkopvriend Aja